JEEJAR

 
 Juridisch Administratief Recht

                                                                                                                                                               

 

 

 

 

 


 

                                               09 October 2015

 

Home  Terug

 

 

 

                                       UITSPRAAK
Gerechtshof Arnhem inzake reclamebelasting Almelo
 

 

 

UITSPRAAK
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem
nummers 13/00583 en 13/00584 uitspraakdatum: 8 april 2014
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van
C.J.M. van Limbeek te Almelo (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 16 april 2013, nummers 12/2630 en 12/2631, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Almelo (hierna: de heffingsambtenaar)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2011 en 2012 aanslagen in de reclamebelasting van de gemeente Almelo opgelegd van € 250 (2011) en € 650,04 (2012).
1.2 Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Almelo. De rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank) heeft, als uiteindelijk opvolger van de rechtbank Almelo, de beroepen bij uitspraak van 16 april 2013 ongegrond verklaard.
1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze 72'k betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord J.E. Eshuis als gemachtigde van belanghebbende en mr. D. Prook namens de heffingsambtenaar.
1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
nummers: 13/00583 en 13/00584 blad 2
1.8 Na het sluiten van het onderzoek heeft het Hof een brief van de heffingsambtenaar ontvangen, gedateerd 29 januari 2014. Het Hof vindt in deze brief geen aanleiding het onderzoek te heropenen en zal op deze brief geen acht slaan.
2.T)e vaststaande feiten
2.1 Belanghebbende exploiteert café "Het Brandpunt", gelegen aan de Kerkstraat 8 te Almelo.
2.2 De verordeningen waarin de heffing van reclamebelasting in de onderhavige jaren is geregeld zijn de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2011 en 2012 (hierna: de Verordeningen). In de Verordeningen is de heffing van reclamebelasting beperkt tot vanaf de openbare weg zichtbare openbare aankondigingen in het centrumgebied van Almelo. Per vestiging wordt, ongeacht de omvang van de openbare aankondiging of het aantal, een vast tarief geheven, waarbij het tarief is gedifferentieerd naar vestigingen gelegen in centrumgebied A en centrumgebied B. Niet in geschil is dat café Het Brandpunt moet worden aangemerkt als een vestiging in de zin van de Verordeningen, gelegen in centrumgebied A.
2.3 De opbrengsten van de reclamebelasting binnen de gemeente Almelo worden na aftrek van de perceptiekosten als subsidie verstrekt aan de Stichting Ondernemersfonds Almelo Aktief (hierna: het ondernemersfonds). Bij besluit van 21 mei 2012 is een bedrag van € 51.732 als subsidie een het ondernemersfonds verstrekt, nadat eerder een voorschot van 40.000 was verleend. Daarbij zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
Verhoging van de kwaliteit en uitbreiding van bestaande sfeeractiviteiten.
De belangen te behartigen van de aangesloten ondernemers die in de binnenstad van Almelo actief zijn.
Versterking van de positie van het centrum van Almelo.
Verbetering van het imago van de (binnen)stad.
De stad Almelo aantrekkelijker te maken voor inwoners, bezoekers en bedrijven.
2.4 Bij het besluit van 21 mei 2012 is verder bepaald dat het ondernemersfonds voor 1
april 2012 dient te verantwoorden dat de subsidie is besteed aan doelstellingen en activiteiten waarvoor deze is toegekend.
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is of de aanslagen reclamebelasting 2011 en 2012 terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.
3.2 Belanghebbende stelt in hoger beroep onder dat het ondernemersfonds geen activiteiten heeft verricht die kunnen rechtvaardigen dat het heffen van reclamebelasting is beperkt tot de binnenstad van Almelo. De heffingsambtenaar is op dit punt van mening dat een rechtvaardiging bestaat, omdat de middelen worden besteed aan activiteiten en voorzieningen in de gebieden waarin reclamebelasting wordt geheven.
nummers: 3/00583 en 13/00584 blad 3
3.3 Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. D araan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehecht proces-verbaal van de zitting.
3.4 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en de aanslagen reclamebelasting.
3.5 De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Het Hof stelt voorop dat het de gemeente op grond van artikel 227 van de Gemeentewet
vrij staat om een reclamebelasting in te voeren en voorts niet verplicht is om de opbrengst aan te wenden voor een 13epaald doel (vgl. Hoge Raad 21 juni 2000, nr. 33.816, ECLI:NL:HR:2000:AA6253). Verder heeft te gelden dat het feit dat de reclamebelasting het karakter heeft van een algemene belasting er niet aan in de weg staat dat een gemeente de heffing van deze belasting bep rkt tot een gedeelte van haar grondgebied, mits voor die beperking een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat (Hoge Raad 11 november 2011, nr. 10/04446, ECLI:NL:HR:2011:B 564). Ook in deze door de Hoge Raad besliste zaak was de reikwijdte van de ingevoerde reclamebelasting geografisch beperkt.
4.2 Namens de heffingsambtenaar is - kort gezegd - gesteld dat de rechtvaardiging erin
bestaat, dat de middel In verkregen door het heffen van reclamebelasting worden besteed aan activiteiten en voorzieningen in die gebieden, waarin de reclamebelasting wordt geheven. Belanghebbende heeft dit gemotiveerd bestreden. Zij heeft aangevoerd dat — voor zover zij weet — het ondernemersfonds alleen verantwoordelijk is voor de sfeerverlichting die tijdens de Kerstperiode in de binnenstad is aangebracht. Zij heeft daarbij gesteld dat deze sfeerverlichting niet wordt opgehangen in de Kerkstraat. Belanghebbende heeft verder gesteld dat zij heeft gepoogd inzage te verkrijgen in de verantwoording die het ondernemersfonds omtrent de activiteiten en voorzieningen moet afleggen, zoals aangehaald onder 2.4, maar dat dit niet is gelukt. De heffingsambtenaar heeft ter zitting verklaard dat ook hij gepoogd heeft inzage te verkrijgen in de activiteiten en voorzieningen die het ondernemersfonds met de subsidie heeft gerealiseerd, maar dat o k hij geen nadere informatie hieromtrent heeft gekregen van de gemeente Almelo. Hij is — net als belanghebbende — alleen op de hoogte van het aanbrengen van sfeerverlichting en w et niet of deze sfeerverlichting al dan niet in de Kerkstraat wordt aangebracht.
4.3 Naar het oordeel van het Hof rust de last om aannemelijk te maken dat een objectieve en
redelijke rechtvaardiging bestaat voor de geografische beperking van de heffing van reclamebelasting op de heffingsambtenaar Naar 's Hofs oordeel is hij hierin niet geslaagd. In het algemeen moet ervan worden uitgegaan dat, indien een gemeente besluit de opbrengst van een reclamebelasting te besteden aan activiteiten en voorzieningen in bepaalde gebieden, en zij het object van de heffing heeft beperkt tot openbare aankondigingen in het desbetreffende gedeelte van haar grondgebied, er sprake is van een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor die beperking. Echter, indien, zoals in dit geval, een belanghebbende gemotiveerd weerspreekt dat dergelijke activiteiten en voorzieningen daadwerkelijk worden gefinancierd met de opbrengst van de reclamebelasting, ligt het op de weg van de heffingsambtenaar zulks aannemelijk te maken. Hetgeen de heffingsambtenaar in dit kader heeft bijgebracht, is onvoldoende om tot dit oordeel te komen.
(R.A.V. Boxem)
De griffier, De voorzitter,
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 0 8 APR 2014
(A. Klein)

4.4 Nu een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het geografische beperken van de
heffing van reclamebelasting in de gemeente Almelo niet aannemelijk is geworden, kunnen de onderhavige aanslagen niet in stand blijven. De overige grieven van belanghebbende behoeven geen verdere behandeling.
slotsom
Gelet op het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Kosten
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het (hoger) beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op 1 (bezwaarschrift) maal € 243 vermeerderd met 4 ((hoger) beroepschrift en verschijnen ter zitting bij Rechtbank en Hof) maal 487 maal 1 (gewicht van de zaak), ofwel 2.191.

6.Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- verklaart de tegen de uitspraken van de heffingsambtenaar ingestelde beroepen gegrond; - vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de aanslagen reclamebelasting 2011 en 2012;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van 2.191;
- gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, to weten € 42 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 118 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. J. van de Merwe, in tegenwoordigheid van mr. A. Klein als griffier.

De beslissing is op 8 april 2014 in het openbaar uitgesproken.

Voor kopie conform
De griffier van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a.de naam en het adres van de indiener;
b.de dagtekening;
c.een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d.de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij to veroordelen in de proceskosten.
 

PROCES-VERBAAL
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem
nummers: 13/00583 en 13/00584
proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van 21 januari 2014 van de tweede meervoudige belastingkamer
Aanwezig:
mr. R.A.V. Boxem, voorzitter mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer mr. J. van de Merwe, raadsheer mr. A. Klein, griffier
Namens C.J.M. van Limbeek (hierna: belanghebbende) is verschenen haar gemachtigde J.E. Eshuis. Namens de heffingsambtenaar is verschenen zijn gemachtigde mr. D. Prook.

Alle in dit proces-verbaal opgenomen verklaringen zijn zakelijk weergegeven.
Alvorens de gemachtigde van belanghebbende in eerste termijn het woord te geven, schetst de voorzitter het geschil en de procesgang tot dusverre.
De gemachtigde van belanghebbende verklaart in de eerste termijn dat de standpunten van belanghebbende in de stukken duidelijk naar voren zijn gekomen en dat hij hieraan niet veel heeft toe te voegen. Op het aanslagbiljet staat niet duidelijk vermeld waarover reclamebelasting wordt geheven. Daarnaast verklaart de gemachtigde van belanghebbende dat de reclamebelasting uitsluitend in het leven is geroepen om de ondernemersvereniging van geld te voorzien. De gemachtigde van belanghebbende verklaart dat de besteding van de reclamebelasting is bestemd voor het financieren van activiteiten en voorzieningen met betrekking tot de promotie en verbetering van de binnenstad. De ondernemersvereniging bepaalt op welke wijze de subsidie wordt besteed en welke activiteiten hiermee worden gefinancierd. De ondernemersvereniging doet in werkelijkheid helemaal niets met deze opbrengsten. Belanghebbende betaalt reclamebelasting, maar ziet niets terug in de vorm van activiteiten of voorzieningen. Daarnaast stelt de gemachtigde van belanghebbende dat belanghebbende reclamebelasting moet betalen en daarmee automatisch lid is van de ondernemersvereniging en stemrecht heeft. Ondernemers in het centrum die niet zijn aangeslagen voor de reclamebelasting kunnen tegen een gereduceerd tarief ook lid worden, maar verkrijgen hiermee geen stemrecht. De gemachtigde van belanghebbende stelt dat het beangstigend is dat ondernemers lid worden zonder dat zij hierom hebben gevraagd. Voorts stelt de gemachtigde van belanghebbende dat er sprake is van detournement de pouvoir. De opbrengsten van de reclamebelasting worden doorgesluisd naar de ondernemersvereniging die geen verantwoording of hoeft te leggen. Er zijn geen stukken of cijfers bekend. Hiermee wordt een andere invulling aan de wet gegeven dan de bedoeling is.
De voorzitter vraagt, alvorens verder te gaan met de eerste termijn van de gemachtigde van de heffingsambtenaar, aan de gemachtigde van belanghebbende of het in onderhavige zaken uitsluitend over de reclamebelasting gaat. In het dossier staat namelijk ook de precariobelasting vermeld.


De gemachtigde van belanghebbende verklaart dat dit correct is. Het gaat in onderhavige zaken over de aanslagen reclamebelasting. De gemachtigde van belanghebbende stelt dat het niet duidelijk is wat onder de reclamebelasting valt en wat onder de precariobelasting valt.
De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart in eerste termijn dat hij eveneens niet veel heeft toe te voegen aan de door hem ingediende stukken. De reclamebelasting wordt onder andere geheven ter zake van de sfeerverlichting in de stad. De gemachtigde van de heffingsambtenaar stelt dat van een automatisch lidmaatschap van de ondernemersvereniging geen sprake is. Belanghebbende is belastingplichtig in de reclamebelasting en dat maakt een lidmaatschap kosteloos.
De gemachtigde van belanghebbende zoekt dit na in de stukken.
De voorzitter concludeert dat een van de argumenten is dat er geen activiteiten in de binnenstad worden georganiseerd en dat in de straat waarin café "Brandpunt" is gevestigd geen sfeerverlichting hangt.
De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart dat hij niet kan bevestigen of ontkennen of er in de Kerkstraat sfeerverlichting hangt. Het kaartje is getekend als afbakening van het centrumgebied van Almelo, het economische bedrijfsmatige gebied.
Desgevraagd verklaart de gemachtigde van de heffingsambtenaar dat de opbrengsten van de reclamebelasting inderdaad in de vorm van een subsidie aan de ondernemersvereniging wordt verstrekt ten behoeve van het financieren van activiteiten en voorzieningen voor de promotie van het centrum van Almelo. Daarmee is ook de heffing in het centrumgebied gerechtvaardigd. De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart dat de gemeenteraad voor ogen had dat ondernemers binnen het centrumgebied meer profijt genieten van de ondernemersvereniging.
Desgevraagd verklaart de gemachtigde van de heffingsambtenaar dat hij de gemeente heeft gevraagd om meer inzicht te geven in de wijze waarop belanghebbende meer profijt geniet van de ondernemersvereniging, maar dat hij dit niet heeft ontvangen. De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart dat hij het moet doen op basis van de onderliggende stukken. De ondernemersvereniging zal de opbrengsten minus de perceptiekosten besteden aan het centrumgebied.
De voorzitter concludeert dat de gemachtigde van belanghebbende stelt dat er geen evenementen worden georganiseerd.
De gemachtigde van de heffingsambtenaar verwijst naar een uitspraak van het hof 's-Hertogenbosch van 23 maart 2012, nr. 11/00478, ECLI:NL:GHSHE:2012:BW2256. In deze uitspraak is geoordeeld dat voor alle ondernemers in het afgebakende gebied de opbrengst van de reclamebelasting in zijn algemeenheid tot profijt kan strekken. In het midden kan blijven hoe groot dit profijt is en hoe groot het profijt is of zal zijn in het specifieke situatie van belanghebbende. De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart nogmaals dat hij het antwoord op de vraag of er sfeerverlichting in de Kerkstraat hangt verschuldigd moet blijven.

De voorzitter concludeert dat belanghebbende klaagt over de inhoud van de aanslag reclamebelasting. Het bord aan de gevel steekt iets uit en hangt boven de gemeentegrond. Dit is een vrijstelling voor de precariobelasting. De gemachtigde van belanghebbende stelt dat op het terrasmeubilair ook reclame-uitingen zichtbaar zijn. De voorzitter vraagt aan de gemachtigde van de heffingsambtenaar wat onder de reclamebelasting valt en wat onder de precariobelasting valt.
De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart dat het terrasmeubilair onder de 13-weken vrijstelling valt en dat daarom daarover geen reclamebelasting wordt geheven, maar precariobelasting. De afscheiding van het terras valt wel onder de reclamebelasting.
Desgevraagd verklaart de gemachtigde van de heffingsambtenaar dat het terrasmeubilair, waar de naam van het café ook op staat, niet meer dan 13 aaneengesloten weken zichtbaar is. Als de reclame-uiting meer dan 13 aaneengesloten weken zichtbaar is valt het onder de reclamebelasting. De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart dat het terrasmeubilair na winkelsluitingstijd en 's winters niet zichtbaar is en daarom niet onder de reclamebelasting valt.
De voorzitter concludeert dat het terrasmeubilair in beginsel onder de reclamebelasting valt, maar omdat het daar is vrijgesteld valt het onder de precariobelasting.
De gemachtigde van de heffingsambtenaar bevestigt dit en verwijst naar artikel 4, letter m, van de Verordening op de heffing en invordering van Precariobelasting 2012. Er wordt geen belasting geheven van voorwerpen of werken waarvoor krachtens een andere gemeentelijke heffingsverordening reeds belastingen zijn verschuldigd.
De voorzitter concludeert dat het alles of niets is in de gemeente Almelo, maar dat het in onderhavige zaken niet over de precariobelasting gaat. De aanslag reclamebelasting is voor belanghebbende onduidelijk. Niet is inzichtelijk wat wordt vrijgesteld en waarom. De voorzitter concludeert dat de belastingplichtige weinig aanknopingspunten heeft.
De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart dat aan een aanslagbiljet weinig eisen worden gesteld.
Het Hof concludeert dat de uitleg over de vrijstelling verbazingwekkend is. Op het moment dat het terrasmeubilair 14 weken buiten staat valt het onder de reclamebelasting, maar omdat het terras minder dan 13 weken buiten staat valt het onder de vrijstelling in de reclamebelasting en wordt er precariobelasting geheven. En wat als belanghebbende het logo op het pand een keer in de 12 weken losschroeft?
De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart dat hij zich de verwarring kan voorstellen als je je niet in dergelijke zaken verdiept.
De voorzitter houdt de gemachtigde van de heffingsambtenaar voor dat als je je er wel in verdiept het ook lastig is. De reclamebelasting zag op het bord aan de gevel. Het terras valt onder de precariobelasting. Nu blijkt dat het terras is vrijgesteld van de reclamebelasting en daarom onder de precariobelasting valt.
De voorzitter stelt vast dat het Hof geen vragen meer heeft en geeft partijen de gelegenheid het woord to voeren in tweede termijn.

De gemachtigde van belanghebbende verklaart in tweede termijn dat op de website www.centrumalmeloaktief.nl staat dat sprake is van een automatisch lidmaatschap. Ook vraagt de gemachtigde van belanghebbende zich of of het zo kan zijn er dat er belasting kan worden geheven die doorgesluisd wordt naar een vereniging. Voor het overige verwijst de gemachtigde van belanghebbende naar hetgeen al gezegd en geschreven is.
De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart in tweede termijn dat een website nooit een lidmaatschap met zich mee kan brengen. Het vereist toch wel een actieve daad om lid to worden. De gemachtigde van de heffingsambtenaar verklaart dat het dusdanig geformuleerd kan zijn dat het zo opgevat kan worden, maar bij een vereniging word je nooit automatisch lid.
De voorzitter concludeert dat dit wordt geregeld in het civiele recht en dat het dan de vraag is of het lidmaatschap rechtsgeldig is.
De voorzitter sluit het onderzoek ter zitting en deelt mede dat het Hof binnen zes weken schriftelijk uitspraak zal doen.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De grittier,
(A. Klein)
Afschriften zijn per post verzonden op:
De voorzitter,
(R.A.V. Boxem)
8 APR 2014
Voor kopie conform
De griffier van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

JEEJAR®