JEE

        DURA  LEX

       JURIDISCH ADMINISTRATIEF RECHT

Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen betreffende horeca

 

 

 

 

 

      1.    Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan:
       hotels, restaurants, pensions, café’s, cafetaria’s, snackbars, discotheken en 
       aanverwante inrichting waar logies wordt verstrekt, tegen vergoeding dranken
       worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of
       verstrekt
2.
    Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een
       bij dit bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden.
3.
    Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van
       de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden
       geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen
       voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt.
4.
    Deze paragraaf verstaat niet onder bezoekers:
       a.
 de gezinsleden van de houder, alsmede diens elders wonende bloed- en
           aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde
           graad;
       b.
 de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van
           de Wet van Strafrecht;
       c.
de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen
           noodzakelijk is. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toelichting

Algemeen
Indien een gemeente heeft gekozen voor een afzonderlijke verordening ten aanzien van horeca inrichtingen, zoals een Drank- en Horecaverordening, Exploitatie verordening of Verordening op de Openbare Inrichtingen dan zal het in dit artikel gestelde zijn opgenomen in deze afzonderlijke verordening. In een dergelijk geval zal dit artikel in de APV moeten vervallen om strijdigheid te vermijden. Indien een gemeente hier toch in de problemen zou geraken mag er van worden uitgegaan dat de afzonderlijke verordening voor de APV als algemene verordening gaat op basis van het adagium lex specialis derogat lex generalis.

Inrichting
Bij de omschrijving van het begrip “inrichting” is aansluiting gezocht bij de definitie van dit begrip in het Besluit horecabedrijven Wet milieubeheer (Stb. 1992, 298). De sluitingsbepalingen van deze verordening hebben slechts betrekking op die gedeelten van de inrichting, die daadwerkelijk ten behoeve van de eigenlijke horeca-activiteiten gebruikt worden. Een op het trottoir gesitueerd terras behoort derhalve wel bij de inrichting, de zich boven de inrichting bevindende woning van de houder niet.

Als inrichting kunnen tevens worden aangemerkt: sportkantines, sociëteiten, clublokalen, verenigingsgebouwen e.d.

Bezoekers

Het behoeft geen nader betoog dat en aantal categorieën van personen van het begrip bezoekers dient te worden uitgezonderd. Naast gezinsleden en de elders wonende bloed- en aanverwanten zijn dit de personen die in de inrichting nachtverblijf houden en als zodanig voorkomen op het hiertoe bestemde register (zie hiervoor artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht), degenen die als taak hebben het reinigen en eventueel herstellen van bij voorbeeld de tapinstallatie en andere personen die wegens dringende omstandigheden in de inrichting aanwezig moeten zijn.
Met lid 4 moet voorzichtig worden omgegaan, aangezien bij een mogelijke sluiting van een horecabedrijf op basis van de horecawet, deze APV, artikel 13b van de Opiumwet of de openbare orde en veiligheid in het algemeen er een discussie kan ontstaan over wie na een dergelijke sluiting nog noodzakelijk in een dergelijke inrichting aanwezig moet zijn.